Tien jaar geleden wonnen ze het Amsterdams Kleinkunst Festival. Jonge jongens waren het, met frisgewassen haren, net afgestudeerd aan de Kleinkunst Academie. Ze raasden over het toneel met korte sketches, liedjes en parodieën. ‘Zapcabaret’ werd het genoemd en we vonden het fantastisch.
Nu, tien jaar later, spelen ze hun vierde voorstelling. Met de eerste grijze haren, rimpeltjes en een beginnend buikje. Grote vraag is natuurlijk: werkt het zapcabaret van Rutger de Bekker, Diederik Ebbinge en Remko Vrijdag nog steeds? Of in de woorden van De Panters: is de chemie er nog?
Ja, is het ondubbelzinnige antwoord. In Ebbinge, Vrijdag en De Bekker wordt de balans opgemaakt van een, zoals Ivo Niehe zo mooi kan zeggen, theatrale vriendschap. Hoewel ze met veel humor suggereren dat de samenwerking inmiddels wat krasjes heeft opgelopen, bewijst de voorstelling dat het wel goed zit. In een decor van roestige platen constateren ze droogjes dat oude liefde niet roest – dit is de dubbelheid die ook veel scènes kenmerkt.
Met hun bekende, bijna griezelige perfectie weven ze korte sketches en liedjes aaneen. Weer valt op hoe goed De Panters kunnen zingen. Neem een stukje over drie intens irritante jazzliefhebbers; ze praten zo druk over hun hobby, zingen bekende fragmenten, dat de hele scène pure jazz wordt. Of hun swingende gospel waarmee ze het publiek meeslepen met de tekst ‘Het blanke ras is superieur’. A capella gezongen en met een hilarische tekst. Sterk is ook Diederik Ebbinge’s lied ‘Ik deug’ dat begint als een hypergeëngageerd cabaretnummer, maar gaandeweg een aanklacht tegen het politiek-correcte blijkt te zijn.
Waar het vorige programma het politieke klimaat in Nederland een van de centrale thema’s was, gaat het dit keer over seksualiteit in al zijn vormen. Vaak afgezet tegen het menselijk verval. Zelf worstelen de heren worstelen met hun relaties, en ze bekritiseren elkaars keuzes. Ze vertellen seksuele anekdotes die niet kunnen en praten vrijuit over hun kont, in een soort van anusdialogen.
Typerend is een lied over een one-night stand van een man met een iets te lelijke vrouw; na afloop haalt ze een doekje over het laminaat, want dat maakt zo makkelijk schoon. En het stemt beide gelukkig. Treurigheid, maar daar prima mee kunnen leven – daar gaat het om. Opgewekt is hun conclusie meestal niet, maar dat maakt De Panters juist zo sterk.
Bron: (mooier en beter had ik het zelf niet kunnen verwoorden) Merijn Henfling (Het Parool)
Check de tourdata en maak jezelf en je naasten blij!
maandag, oktober 15, 2007
In 33 jaar niet zo hard en lang gelachen....
at 3:37 p.m.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten